Op dat moment verscheen Margaret in de deuropening, haar glimlach was vriendelijk maar haar ogen waren koud:
“Hallo lieverd. Heb je lekker geslapen op de bank?”
Ik glimlachte ongemakkelijk, maar mijn hart bonsde.
In het ochtendlicht zag ze er helemaal niet dronken uit, ze was helemaal nuchter, bijna… kijkend naar mijn reactie
In de loop van de volgende dagen begon ik steeds meer te beseffen dat er iets niet klopte.
Margaret was altijd en overal aan de zijde van haar zoon.
Terwijl ik het ontbijt klaarmaakte, proefde ze er eerst van. Toen ik de hand van mijn man aanraakte, onderbrak ze me met een absurd excuus.
Elke avond klopte ze op onze deur en deed alsof ze ons “welterusten” wenste.
Maar zijn ogen waren niet op mij gericht, maar op Ethan, met een blik die tegelijk zacht en krachtig was.
“Mijn zoon had me altijd nodig”, zei ze op een dag toen we alleen waren.
“Hij is kwetsbaar. Probeer dat niet te veranderen.”
Ik besefte: dit was geen normale moederliefde.
Maar het was bezitterigheid vermomd als liefde, en Ethan, de man van wie ik hield, werd erdoor tegengehouden.
Op een nacht werd ik wakker van het geluid van zacht gehuil op zolder.
Ik liep naar de kamerdeur en opende deze. De deur was op slot sinds ik er was komen wonen.
In het zwakke gele licht zag ik overal aan de muur oude foto’s hangen: foto’s van Ethan van zijn kindertijd tot zijn volwassenheid – meestal alleen of met zijn moeder.
Op tafel lag een krant.
Op de eerste pagina stond:
Na het ongeluk waren we alleen, jij en ik. Je vader stierf, maar ze gaven je moeder de schuld.
“Vanaf dat moment heb ik gezworen dat ik nooit meer zou toestaan dat iemand je zou meenemen.”
Ik huiverde.